In de afgelopen maanden voel ik mij soms alsof ik op een trein ben gestapt die mij de hele wereld rondbrengt. Niet zomaar een wereld, maar de wereld van mijn onderbewustzijn en alle gevoelens, emoties en gedachten die daarin besloten liggen. Hoewel de trein al vele kilometers door deze binnenwereld heeft afgelegd, is het einde van de reis nog ver buiten zicht. Van alle haltes die reeds zijn aangedaan, was er geen mijn eindbestemming, noch een tijdelijke tussenstop.
Wel gebruik ik deze onderbrekingen soms om iets uit mijn koffer te pakken en het vervolgens bij de halte achter te laten. Andere keren pik ik juist iets op dat ik aan mijn bagage toevoeg. Pakketten, groot en klein, die totaal onverwachts voor mij klaarstonden. Alsof ik ze voor vertrek zelf had besteld. Wat er in die paketten zit? Gedachtengoed bijvoorbeeld, maar ook een nieuwe lens om door te kijken en schoenen om in te staan. De haltes waar we stopten kende ik nog niet, maar ze waren soms zo verstild dat het leek alsof ze nog bezield moesten worden of juist zo luid dat de verademing bij vertrek groot was.
Vanuit de trein heb ik het uitzicht zien veranderen. Waar de reis begon tijdens een mistige, ijskoude morgen, rijdt deze nu door een landschap waarbij hoogtes en laagtes, regen en zonneschijn elkaar constant afwisselen, en waarin bloemen voor mijn ogen openbloeien en verwelken, openbloeien en verwelken. Soms probeer ik achteruit of juist ver vooruit te kijken, maar dikwijls beslaan dan spontaan de ruiten. Slechts het hier en nu is zichtbaar. Soms heel helder en soms gehuld in een heiïg wolkendek of een regenbui, maar altijd zichtbaar genoeg om het goed in mij op te kunnen nemen.
Bovendien roert het uitzicht mij bij elke verandering. Wanneer na een bocht een ander landschap opdoemt, krullen mijn mondhoeken, versperren mijn ogen, trekken mijn wenkbrauwen zich op, of rollen er tranen over mijn wangen. Soms uit blijdschap, soms uit verdriet. Mijn gezicht is als een landschap van wisselende gelaatstrekken, dat meedijnst met het stijgen, dalen en kronkelen van de trein.
Eigenlijk voelt het soms alsof iemand anders voor mij het ticket kocht, mijn koffer pakte, mij bij het perron afzette, en mij bij het wegrijden van de trein uitzwaaide. Alsof ik er zelf geen mening over had of ik daar wilde zijn of niet. Ook leek het alsof er sprake was spoed. "Nu of nooit", was het achterliggende gevoel, en zo zat ik plots in een wegrijdende trein. Wie de persoon was die dit voor mij bepaalde, weet ik eigenlijk niet precies. Ook die was gehuld in de mist van die bewuste ochtend. Veel heb ik aan deze persoon gedacht en geprobeerd van hem een beeld te schetsen. Wat ik ervan heb weten te maken, blijft slechts een vage invulling van mijn herinneringen.
De trein zelf bestaat uit vele wagons. Normaliter gevuld met een hoop mensen, zijn deze nu louter bezet door een paar enkelingen die zich hier op deze reis met mij bevinden. Met hen filosofeer ik over heden, verleden en toekomst. Alsof we samen een kunstwerk willen maken, overhandigen we elkaar de kleuren, geuren en tonen van uiteenlopende momenten. Toch, hoe fijn het ook is om met hen de tijd tussen verschillende haltes te vullen, lonkt mijn eigen verstilde coupé - Daar waar ik volledig puur en alleen kan zijn.
Bevind ik mij niet tussen de mensen, of in de verstilling van mijn eigen ruimte, dan spendeer ik de minuten, uren en dagen wel in een andere wereld die alleen ik bewoon. Het is een immense wereld, waarvan niemand de grootte kan inschatten, noch de eindeloosheid van de inhoud. Binnen in de ruimte bevindt zich een sorteercentrum, waar nieuwe en oude gevoelens en gedachten zich een weg banen naar de plek in mijzelf waar zij thuishoren. Ook de verschillende pakketten die ik bij de haltes oppik, worden hier verwerkt.
Ofschoon ik het uitzicht achteruit en vooruit dus niet goed kan zien, probeer ik mij wat was en wat komen gaat zelf te verbeelden. Voortbouwend op de gesprekken met medereizigers en vanuit de gevulde leegte van mijn eigen coupé, teken ik ze in mijn hoofd. Terwijl de heringeringen veel bonte kleuren en grillige vormen bevatten, kleur ik mijn toekomst in met zachte, heldere tinten. Er wacht een helderblauwe hemel aan het eind van deze specifieke rit. Ik zeg "specifieke rit", omdat er na deze trein een volgende wacht die in een nieuwe richting zal rijden. Als het al geen trein is, dan wacht er wel een boot of een luchtballon.
Ook de in mist gehulde persoon zal, zo verbeeld ik het mij, op het eindstation aanwezig zijn. Echter zal hij dan niet meer in mist gehuld zijn, maar in de zachte, warme zonnestralen van de opkomende zon. Roze zal het moment zijn en veelkleurig het gevoel.